‘Ineens stak er een Israëlische vlag in een boom op mijn erf’

Op 9 oktober, twee dagen na de terreuraanval door Hamas op dorpen in Zuid-Israël, zag de Palestijnse boer Hafez al-Harini ineens dat er een Israëlische vlag uit een boom op zijn erf stak. Harini woont in At-Tuwani, een klein Palestijns dorp in de zuidelijke Hebronheuvels, op de Westelijke Jordaanoever, die onder Israëlische militaire bezetting staat.

Hij begreep de boodschap meteen: tot hier en niet verder, of we schieten je dood. Het erf van boer Harini ligt dicht bij een Israëlische nederzetting. Volgens de boer hebben kolonisten in de streek rond het dorp al 60 procent van het land van Palestijnen ingepalmd. Hij klimt op het platte dak van zijn huis en toont de omgeving. „De kolonisten hebben de omheining met een bulldozer afgebroken en een deel van de olijfbomen vernield.”

Kolonistengeweld is voor Harini niet nieuw. In september vorig jaar belandde hij in het ziekenhuis nadat hij in elkaar was geslagen. Zijn belagers braken zijn hand. Maar na 7 oktober werd alles erger. De kolonisten zijn nog sterker bewapend en ze doen waar ze zin in hebben. „Maar ik wijk niet. Als ze me weg willen, zullen ze mij moeten doden.”

Sinds 7 oktober hebben kolonisten in ‘Zone C’ van de Westelijke Jordaanoever, het deel dat onder Israëlische militaire controle staat, al meer dan duizend Palestijnen uit hun woningen verdreven. Daar, maar ook in Jeruzalem, zijn zichtbaar veel meer wapens in omloop. Die forse bewapening heeft soms dodelijke gevolgen. Volgens de Palestijnse Autoriteit vielen op de Westelijke Jordaanoever sindsdien al meer dan 250 Palestijnse doden, als gevolg van het geweld van kolonisten en het Israëlische leger.

De Israëlische regering antwoordt dat er „nultolerantie is jegens burgers die het recht in eigen handen willen nemen”, maar dat „de grote meerderheid van burgers in Judea en Samaria [zoals Israël de door zijn leger bezette Westelijke Jordaanoever omschrijft] netjes de wet naleeft, en juist het slachtoffer is van Palestijnse terreur.”

Daarover heeft Bob Suberi, een Amerikaan uit Missouri met Joodse wortels in Jeruzalem, een andere visie. Suberi, een burgeractivist die niet is verbonden aan een organisatie, reist al vier jaar zeer geregeld naar de Palestijnse dorpen in de heuvels bij het zuidelijke Hebron om de intimidatie door kolonisten en Israëlische legeracties in de gaten te houden.

Sinds 7 oktober ziet hij een merkbaar verschil. „Alle aandacht is op Gaza gericht, en daarom gaan kolonisten hier op de Westelijke Jordaanoever sindsdien ongestoord hun gang. Ze planten vlaggen op Palestijnse erven en ze bedreigen mensen, ook met de dood. Ze zeggen tegen Palestijnse boeren: ben je hier over 24 uur nog, dan maken we je van kant.”

Tijdens ons bezoek in de zuidelijke Hebronheuvels rijden Israëlische legerjeeps, met wapperende Israëlische vlaggen, af en aan. Tot tweemaal toe worden we samen met een Italiaanse tv-ploeg aangehouden voor een uitgebreide identiteitscontrole. Foto’s maken is verboden, aangezien de hele zone – die voornamelijk uit grasland van Palestijnse boeren bestaat – tot militaire zone is verklaard.

Na 7 oktober is ook de bewegingsvrijheid van Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever nog sterker aan banden gelegd. Veel wegen zijn afgesloten. Auto’s van Palestijnen worden steeds tegengehouden voor langdurige controles. En om het even waar en wanneer kan het Israëlische leger een ‘vliegend checkpoint’ instellen en de hele weg afzetten voor een spontane controle, die Palestijnen op uren tijdverlies komt te staan. Daardoor komen ze nog moeilijker op hun werk of op de school van hun kinderen.

Het dorp At-Tuwani ligt ingeklemd tussen een Israëlische nederzetting – illegaal volgens het internationaal recht – en een buitenpost. Die is ook volgens de Israëlische wetgeving illegaal. Toch is goed te zien hoe een patrouillerende legerjeep kolonisten naar hun buitenpost escorteert.

De Verenigde Staten stelden deze week een inreisverbod in tegen gewelddadige kolonisten en sommige van hun familieleden. Volgens het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken betreft het „tientallen extremisten”. Israël heeft tot nog toe drie kolonisten onder ‘administratieve detentie’ geplaatst, omdat ze een veiligheidsrisico vormen. Zo’n maatregel wordt zelden ingezet tegen Israëliërs, maar des te vaker tegen Palestijnen. Een steen gooien kan Palestijnen, ook kinderen, op maanden, zo niet jaren opsluiting komen te staan.

Israël krijgt vaak de kritiek dat zijn nederzettingenbeleid een ernstige belemmering vormt voor de vorming van een toekomstige Palestijnse staat in dat gebied, en dus voor een blijvende oplossing voor dit conflict. In 2016 stelde de VN-Veiligheidsraad nog dat de nederzettingen die Israëliërs bouwden in sinds 1967 militair bezet gebied (de Westelijke Jordaanoever, maar ook in het door Israël geannexeerde stadsdeel Oost-Jeruzalem) geen rechtsgrond hebben.

Maar Israël legt die kritiek stelselmatig naast zich neer en bouwt de Westelijke Jordaanoever verder vol. Inmiddels wonen er meer dan 700.000 kolonisten in meer dan 250 nederzettingen, en de Israëlische regering hoopt hun aantal nog uit te breiden. Itamar Ben-Gvir en Bezalel Smotrich, twee ministers uit de meest extreem-rechtse regering die Israël ooit heeft gehad, zijn zelf kolonisten. Eerder werd hun aangewreven dat ze het geweld relativeerden.

Temidden van het oorlogsgeweld in Gaza is nog een project voor een nieuwe Joodse wijk in Jeruzalem goedgekeurd. De bouw van meer dan 1.700 huizen betreft het grootste project sinds 2012. De buurt zal deels ook in Oost-Jeruzalem worden aangelegd.



Leeslijst